Waarom fondsenwervers geen percentage van de opbrengst zouden moeten krijgen

Goede doelen en andere fondsenwervende instellingen steunen, gedeeltelijk, op donaties en vrijwilligers. Het donateursvertrouwen is daarom enorm belangrijk voor ons. Om dat te verdienen en te behouden moet elk aspect van de bedrijfsvoering van fondsenwervende instellingen ethisch verantwoord zijn. We hebben de afgelopen jaren helaas al vaker kunnen zien, dat gebrek aan ethisch gedrag in geen enkele sector tot meer schade leidt dan in de filantropische sector.

Ethiek in de fondsenwerving
Vandaar dat het Nederlands Genootschap van Fondsenwervers als sinds kort naar haar oprichting een Ethische Code hanteert, die bindend is voor al haar leden. De voorgenomen fusie met ISF wordt nu aangegrepen om een nieuwe, gezamenlijke code te ontwikkelen, die voldoet aan de laatste normen op dit gebied. Een belangrijk document waar de nog op te richten Commissie Ethiek naar zou kunnen kijken is de International Statement of Ethical Principles. Dit stuk is in 2006 opgesteld door de International Summit, waar naast het NGF ook 24 andere internationale filantropische beroeps- en brancheorganisaties deel van uit maken. Het is op een aantal punten zeker strenger en explicieter dan de huidige codes van ISF en NGF.

Onredelijke beloning
Naar mijn mening is het belangrijkste ethische uitgangspunt in onze sector, dat de filantropische missie van een fondsenwervende instelling te allen tijde voorop hoort te staan. Voor onredelijke beloningen of persoonlijke gewin is daarom geen plek in deze sector.

Daarover zegt artikel 5 van het hierboven genoemde International Statement het volgende: "Fundraisers provide their services either as a volunteer, or on a salaried basis or for pre-determined fees. Fundraisers should not accept commissions or compensation based upon a percentage of the funds raised."

Huidige NGF code biedt teveel ruimte
Dat is klare taal: uitbetaling van commissies of van een percentage van de opbrengst is een 'no-go area'. In Nederland is dat nog niet zo duidelijk vastgelegd. De huidige NGF code verbiedt weliswaar het verrichten van fondsenwervende werkzaamheden uit persoonlijk winstbejag, maar dat is toch veel minder expliciet gesteld. De ruimte die dit biedt wordt door sommige collega fondsenwervers gegrepen om zich uit te laten betalen in een inkomsten afhankelijke vergoeding. Naar mijn idee is dat schadelijk voor het vertrouwen in onze sector en ik zal hieronder argumenten daarvoor aandragen.

Maar allereerst is het goed om te zien dat de discussie over het verbieden van 'percentage based compensation' ook in andere fondsenwervende landen voor een levendige discussie heeft gezorgd. Maar dat was wel tien jaar geleden. De Association of Fundraising Professionals (AFP), actief in o.a. de VS, Canada en Mexico, zwengelde toen de discussie over dit onderwerp aan, maar sinds 2001 is het pleit beslecht en is het verbod op uitbetaling in een percentage van de opbrengst ook vastgelegd in de Ethische Code van de AFP. Elke gerenommeerde fondsenwerver of adviseur laat zich betalen voor zijn of haar inspanning en niet op basis van het resultaat.

Ik zou er voor willen pleiten, dat we in de nieuwe code van het Instituut Fondsenwerving (waar het ISF en NGF in op gaan) ook een duidelijke bepaling moeten opnemen dat fondsenwervers en hun adviseurs op basis van vaardigheid, inspanning en bestede tijd worden vergoed met een vast salaris of vaste vergoeding.

Waarom geen percentage van de opbrengst uitkeren?
Het moet duidelijk worden dat een commissie, een percentage van de opbrengst of een vindersloon niet langer toelaatbaar is. Een aantal belangrijke argumenten die ik hiervoor aan wil halen, zijn:


1. Het vertrouwen van de donateurs kan onherstelbaar worden beschadigd als ze beseffen dat er een percentage van zijn of haar gift rechtstreeks de zak van de fondsenwerver in gaat. Daar was de donatie immers niet voor bedoeld.

2. Een belangrijk basisprincipe voor met name grote giftenwerving is dat het fondsenwervende succes afhankelijk is van de vrijwillige, actieve inzet van betrokken netwerkers. De rol van een professionele fondsenwerver is vaak het opbouwen van een betrokken, enthousiaste en capabele groep van vrijwilligers die zich willen inzetten voor de fondsenwerving zonder dat zij hier enige compensatie voor ontvangen. Het koppelen van de vergoeding voor de professionele fondsenwerver aan een percentage van de inkomsten kan deze groep vrijwillige fondsenwervers ontmoedigen en zelfs tegen je in het harnas jagen.

3. Giften die de organisatie op een gegeven moment ontvangt zijn vaak de resultante van de inspanningen van veel mensen, inclusief vrijwilligers, over lange perioden. De persoon van wie de vergoeding afhankelijk is van de inkomsten zou bepaalde inkomsten kunnen meerekenen, waar hij of zij geen inspanning voor geleverd heeft, zoals een onverwachte erfenis van een voorheen onbekende weldoener. Andersom is het niet duidelijk hoe er om gegaan zou moeten worden met beloften van donateurs over toekomstige schenkingen, bijvoorbeeld in de vorm van langlopende lijfrente overeenkomsten (de zogenaamde notariƫle schenking).

4. Het risico bestaat dat de belangen van de donateur niet optimaal gediend worden bij het adviseren over de meest passende donatievorm. Er is een verscheidenheid van mogelijkheden waarop een donateur een organisatie kan steunen, met inbegrip van uitgestelde betalingen en vruchtgebruik. De fondsenwerver met een 'percentage based compensation' kan in de verleiding komen om de donor te verleiden tot een directe gift in plaats van andere, misschien wel beter passende donatievormen, die pas later worden geincasseerd en dus niet in de percentagevergoeding van de fondsenwerver worden meegenomen.

Discussie graag!
Met bovenstaande argumenten ondersteun ik mijn pleidooi om in de nieuwe Ethische Code geen ruimte meer te bieden voor vormen van vergoeding die afhankelijk zijn van het resultaat. Uiteraard sta ik van harte open om hier de discussie over aan te gaan met mensen die een andere mening zijn toegedaan. Graag zelfs, want ethiek bestaat bij gratie dat er over nagedacht en gediscussieerd blijft worden. Het laatste waar we op zitten te wachten is een weer een dood document, waar niemand echt iets van vindt.