Werven en vinden van fondsenwervend talent

Toen ik in 1999 voor het eerst een ledenbijeenkomst bezocht van 
de beroepsvereniging NGF, telde die vereniging een kleine honderd leden die elkaar allemaal bij de voornaam kenden. Veel van die mensen hadden een pionierende rol gehad bij het vormgeven van de fundamenten van fondsenwerving in Nederland. Ook zij konden toen nog niet vermoeden dat de fondsenwerving in ons land zo hard zou gaan groeien, maar dat gebeurde wel. Als ik tegenwoordig op de Vakdag Fondsenwerving in Rotterdam rondloop en 1.500 vak- genoten door elkaar zie krioelen, besef ik pas wat een enorme spurt ons vak heeft gemaakt.
 
Meer vraag dan aanbod
Fondsenwerving is een serieus 
vak geworden. Een groeiend vak, waarvoor steeds meer professionele fondsenwervers nodig zijn. En daar wringt de schoen. Er komen de laatste jaren veel fondsenwervende functies bij. Het werven
van een nieuwe fondsenwerver is daarom steeds lastiger geworden. Vaak komen er wel veel reacties op een vacature binnen, maar vooral van mensen van buiten de sector, die graag een meer maatschappelijke invulling willen van hun carrière. Een prachtig streven natuurlijk, maar dat maakt die mensen nog niet tot professionele fondsenwervers, met de toegepaste ervaring van technische, ethische en praktische aspecten van ons vak. Dit zorgt steeds vaker voor problemen bij het vinden van de juiste kandidaat. Voor we kijken naar mogelijke oplossingen, is het interessant om kort stil te staan bij de twee belangrijkste oorzaken van de groei van ons vak.

Specialisatie
Ten eerste is het vak fondsenwerving inhoudelijk enorm gegroeid door verdere specialisatie en technologische ontwikkelingen. Het is nu nog moeilijk voor te stellen, maar tien jaar geleden stonden straatwerving en onlinewerving nog in de kinderschoenen. Nalatenschappenwerving, social network fundraising en grotegiftenwerving volgden pas jaren later in Nederland. Door deze voortdurende specialisatie is er steeds meer behoefte aan gespecialiseerde kennis op deelterreinen. Vooral de wat grotere fondsen breiden hun fondsenwervende teams uit met specialistische functies als ‘fondsenwerver behoud particulieren’ of ‘fondsenwerver zakelijke markt’.

Meer fondsenwervende organisaties
De tweede oorzaak van de toenemende vraag naar fondsenwervers is de explosie van het aantal organisaties dat actief fondsen werft in Nederland. Het zijn al lang niet meer alleen de goede doelen die werven. Ook musea, universiteiten, ziekenhuizen, welzijnsorganisaties en andere lokale organisaties bestormen de markt. Vaak leidt dat binnen die organisaties al snel tot de behoefte aan een professionele kracht. Sommige organisaties lossen dat op door een interne kracht om te scholen; andere gaan op zoek naar iemand die het kunstje al vaker heeft gedaan.

Investeren in opleiding
Om op langere termijn het tekort aan fondsenwervers het hoofd 
te bieden zal er meer structurele aandacht moeten zijn voor het opleiden van jong talent. Gevestigde beroepsgroepen met een (veel) langere traditie, als artsen, advocaten en ook marketeers, hebben jaarlijks een constante aanvoer van afgestudeerde studenten, die staan te popelen om aan de slag te gaan. In de fondsenwerving zijn we nog niet zo ver. Branchevereniging IF biedt een goed pakket aan vakopleidingen, dat zich in steeds meer belangstelling mag verheugen. Ook de vele workshops van de Vakopleidingen Fondsenwerving zorgen voor belangrijke kennisoverdracht. Maar de mogelijkheden op het gebied van bachelor- en masteropleidingen zijn nog maar erg mager en nieuwe initiatieven komen moeilijk van de grond. Een gezamenlijk initiatief vanuit de sector om meer jonge mensen te stimuleren om voor het fondsenwervingsvak te kiezen, is geen overbodige luxe.

Bedreiging: naderende krapte op de arbeidsmarkt
Door de huidige crisis wordt het naderende tekort aan jonge, hoger opgeleide werknemers nog gemaskeerd. Maar volgens het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) zal de vergrijzing in 2020 een tekort tot 300.000 werknemers veroorzaken. Nederland wordt veel sneller en harder dan om- ringende landen getroffen door een personeelstekort, omdat we relatief veel ‘slim’ werk hebben. De vraag naar goed personeel zal na de huidige recessie exploderen en er zal een gevecht gaan plaatsvin- den om de beste sollicitanten. Als fondsenwervende sector moeten we dus nu al gaan nadenken over hoe we straks gaan concurreren met andere vakgebieden.
 
Kans: uitventen maatschappelijke betrokkenheid
Uit een recent grootschalig onderzoek van Effectory en VNU Vacature Media bleek dat de mate waarin een organisatie bijdraagt aan de maatschappij heel belangrijk is voor de populariteit als werkgever. Maatschappelijk betrokken organisaties scoren over de gehele linie beter dan andere organisaties. Hun medewerkers vinden hen als organisatie veel leuker dan gemiddeld (score 7,7 ten opzichte van een 6,9 bij andere organisaties). Ook zijn zij oprecht trots op hun werkgever (score 7,1 ten opzichte van een 6,3 elders) en hebben zij het gevoel echt bij hun organisatie te passen (rapportcijfer 7,5 tegenover een 7,0 bij andere organisaties). De uitkomsten van dit onderzoek bieden veel mogelijkheden voor onze sector. In de toenemende arbeidskrapte zullen we meer moeten inzetten op wat ons echt uniek maakt en dat is onze dagelijkse strijd voor een mooiere, eerlijkere en gezondere wereld. Qua arbeidsomstandigheden, organisatie, beloning en ontwikkelingsmogelijkheden zal het veel lastiger zijn om ons positief te onderscheiden. Op die vlakken is het een kwestie van zoveel mogelijk gelijke tred houden met andere sectoren.
 
Ondersteuning bij werving en selectie
Door de groeiende vraag naar goede fondsenwervers blijven vacatures steeds langer open staan en nemen sommige organisaties genoegen met minder geschikte kandidaten, wat dan regelmatig leidt tot teleurstelling over en weer. In andere sectoren is het al vrij gebruikelijk dat organisaties zich bij de zoektocht naar het lastig te vinden talent laten begeleiden door gespecialiseerde werving- en selectiebureaus. In de fondsenwerving gebeurt dat nog weinig. Lastig is ook dat de meer algemene recruitmentbureaus vaak niet voldoende zijn ingevoerd in de finesses van fondsenwerving en geen netwerk hebben in ons vakgebied.
 
Voortdurende aandacht voor talent
Het is duidelijk dat we ons als fondsenwervende sector meer moeten concentreren op het vinden en vasthouden van de fondsenwerver van de toekomst. Zeker als de crisis over is, zal het steeds lastiger worden om hoog opgeleid talent te vinden. Onze ideologische doelstelling lijkt de belangrijkste onderscheidende waarde te zijn: die moeten we in de etalage zetten. Meer aandacht voor gerichte opleidingen voor toekomstige fondsenwervers is een oplossing die op langere termijn moet zorgen voor meer aan- bod van talent. Op kortere termijn is het inzetten van ondersteuning van werving- en selectie-expertise een goede manier om de geschikte kandidaat te vinden.

De kracht van de Surinaamse NGO’s

Dit voorjaar verbleef ik twee maanden met mijn gezin in Suriname. Samen met de Surinaamse non-profit consultant Bryan Rambharos zette ik een werkgroep op voor ruim twintig lokale NGO’s. Het doel van de werkgroep is om deze stichtingen en verenigingen te ondersteunen bij het diversifiëren van hun inkomstenbronnen. Tijdens mijn verblijf was de amnestiewet hét hot topic in Suriname. In deze blog beschrijf ik wat het aannemen van deze wet betekent voor de Surinaamse NGO wereld.

Nadat de kranten wekenlang vol hadden gestaan met de argumenten van zowel de voor- als de tegenstanders en er op radio en tv verhitte discussies hadden plaats gevonden, stemde begin april een grote meerderheid van het Surinaamse parlement voor de amnestiewet. Deze wet vrijwaart president Desi Bouterse van vervolging voor de Decembermoorden. Bouterse geldt als hoofdverdachte voor de vijftien executies die in 1982 zonder enige vorm van proces onder zijn bewind plaats vonden. Het slepende proces zou na vijf jaar juist zijn afronding naderen.

Suriname kreeg, zoals te verwachten viel, direct felle kritiek te verduren uit Nederland, dat zelfs de ambassadeur terug riep. De Surinaamse regering reageerde laconiek en liet gelijk weten hier niet warm of koud van te worden. Interessant was dat ook de tegenstanders van de amnestiewet in de media lieten weten dat de kritiek uit Nederland volledig misplaatst was. De oud-kolonisator, die Suriname de les dacht te kunnen lezen over mensenrechten? Tsja, ook ik begreep dat de reactie vanuit Den Haag, en zeker het toontje waarop, alleen maar koren op de molen van Desi was.

Interessanter vond ik het om te zien hoe de Surinaamse regering om zou gaan met de kritiek die op de amnestiewet werd gegeven door het maatschappelijk middenveld, waaronder veel religieuze instanties, diverse vakbonden en mensenrechtenorganisaties als Amnesty International.  

In een tv-interview op één van de Surinaamse kanalen, hoorde ik Minister van Buitenlandse Zaken en hardcore Bouterse aanhanger Winston Lackin doodleuk zeggen dat hij geen enkele boodschap aan de mening van deze organisaties had. Ze spraken immers alleen maar namens zichzelf en volgens hem vertegenwoordigden ze niemand. De interviewer nam genoegen met dit antwoord, maar ik schrok. Namens de regering zette Lackin het hele Surinaamse maatschappelijk middenveld bij het oud vuil. Hij zag niet in waarom deze organisaties een rol zouden moeten hebben bij beleidsvorming.

Dat vroeg maar mijn idee om een georkestreerd tegengeluid vanuit de maatschappelijke sector. Dit naast je neerleggen, zou gelijk zijn aan het accepteren van een parlementaire dictatuur. Dat tegengeluid kwam gelukkig ook in de vorm van een verklaring die groot werd gepubliceerd in de dagbladen. Het was een helder, genuanceerd en tegelijk toch gedreven stuk, dat duidelijk maakte wat de mening is van de Surinaamse NGO’s over dit onderwerp. Hieronder citeer ik drie passages uit die verklaring:

‘Wij zijn organisaties die, ongeacht welke regering dan ook aan de macht is, steeds blijven werken, in alle stilte of met luide trom, aan het verbeteren van het leven van alle mensen in Suriname, maar vooral van die mensen die geen eigen stem hebben, die niet gehoord worden, die niet voor zichzelf kunnen opkomen, of bewust worden uitgesloten of gediscrimineerd.’

‘En het zijn ook de niet-gouvernementele organisaties die zich al jaren sterk maken voor versterking van onze fragiele democratische rechtstaat door basisorganisaties te versterken, burgers leren te onderhandelen, te praten, hun recht op te eisen en hun plichten na te komen. Die op directere manier bijdragen aan het beleven van een democratische rechtstaat door fora te bieden aan mensen om hun mening te geven; dialoog propageren en daar ook de ruimte toe creëren. Die buurt, dorps- en gemeenschapsontwikkeling centraal blijven stellen, ook al worden zij keer op keer geconfronteerd met de gevolgen van een decennialange politieke cultuur gebaseerd op patronage en eigen belang; en de verregaande gevolgen van de periode van militaire overheersing.’

‘Velen beseffen misschien te weinig dat ons sociaal kapitaal een fikse deuk heeft gekregen, wantrouwen is gemeengoed geworden. Maar ook andere vanzelfsprekende democratische waarden, zoals kritisch burgerschap, vrije meningsuiting en rekenschap afleggen, hebben geleden.

De gebeurtenissen van de afgelopen weken hebben aan ons geknaagd, en dat doen ze nog: wij hebben gefaald om grote groepen burgers kritisch te maken, de waarde van mensenrechten van een ieder in te laten zien. Wij hopen dat ook alle andere organisaties, personen, instanties en partijen de hand in eigen boezem durven steken, aan beide zijden van de amnestielijn.’

Ik weet niet hoe het met u zit, maar deze teksten raken mij midden in mijn civil society hart. De aanleiding is triest, maar het levert wel een boodschap op die precies duidelijk maakt waar het bij maatschappelijke organisaties om zou moeten draaien. Een boodschap ook, die ik in Nederland al lang niet meer zo raak heb gehoord of gelezen. Na al het wollige gewouwel van de VFI’s en SBF’s van ons land, klinkt dit als muziek in mijn oren. Is het dan misschien zo, dat het eerst nodig is dat bepaalde basisrechten in het geding komen, voordat we als sector een vuist kunnen maken en helder kunnen communiceren?

Kort voor mijn vertrek naar Nederland had ik de kans om kennis te maken met de drijvende kracht achter de verklaring, Sharda Ganga. Ze is regisseur, toneelschrijver en directeur van Stichting Projekta, een NGO die zich richt op democratisering van bestuur, participatie en gendergelijkheid. Daarnaast is zij ook de voorzitter van het Netwerkoverleg, dat als een platform voor brancheoverleg dient. Sharda vertelde me over hoe de amnestiewet de verhoudingen binnen Suriname op scherp heeft gezet en hoe goed je op je tellen moet letten als NGO. Natuurlijk, er is democratie en je mag zeggen wat je wilt, maar de overheid deinst er niet voor terug om voor lastige partijen het leven heel moeilijk te maken. Ze vertelde me dat sommige organisaties de laatste tijd liever niet meer op de Nederlandse Ambassade komen voor overleg. Je zou er gezien kunnen worden en voor je het weet hoor je opeens in het ‘Nederlandse kamp’. En onder Bouterse is dat zo’n beetje het ergste stempel dat je opgeplakt kunt krijgen.   

Twee maanden wonen en werken in Suriname was niet alleen een mooie ervaring voor mij en mijn gezin; het maakte me ook weer eens te meer duidelijk dat werken in het maatschappelijk middenveld echt ergens over gaat. Over het samen werken aan een gezondere, eerlijkere en mooiere wereld. En dat we die overtuiging in Nederland misschien wel te vaak vergeten in onze sector, waardoor het ‘gewoon’ werk wordt in plaats van het nastreven van idealen. Ik hoop dat ik dat beeld vast mag houden. In ieder geval tot januari aanstaande, want dan ben ik weer terug in mi switi Sranan (mijn mooie Suriname) om de werkgroep af te ronden en aan alle deelnemers een certificaat uit te reiken.
(Deze blog verscheen ook als artikel in Vakblad Fondsenwerving, juni/ juli 2012)
   




Eerst de kinderen wassen, dan fondsenwerven

Inmiddels zit het avontuur in Suriname er voor mij en mijn gezin weer op. We zijn eind vorige week met een bomvolle 747 van KLM weer terug gekomen in het koude Nederland. Na twee maanden lang 30C en vooral buiten leven is het behoorlijk omschakelen. Mijn dochtertje van vier gaat sinds we thuis zijn gekomen nergens heen zonder warme kruik tegen zich aan gedrukt. Weliswaar ben ik dan weer in Nederland, maar de Werkgroep Inkomstenwerving die ik in Suriname heb opgezet samen met de lokale consultant Bryan Rambharos is pas net begonnen. Na de eerste vier introductiebijeenkomsten die Bryan en ik zelf hebben verzorgd, gaan de 21 deelnemende NGO's nu verder aan de slag met het verbeteren van hun persoonlijke vaardigheden. Zes gastdocenten zullen aandacht besteden aan onderwerpen als presenteren voor groepen, wervend schrijven, verkoopvaardigheden en netwerken. Tegelijkertijd beginnen de organisaties nu ook met het opstellen van een inkomstenplan voor hun eigen organisatie. Op afstand zal ik daarbij meelezen en aanwijzingen geven. In januari 2013 ga ik naar Suriname terug voor een of twee weken om de Werkgroep Inkomstenwerving af te ronden en hopelijk aan iedereen een certificaat uit te reiken. Het is erg interessant geweest om twee maanden lang vanuit een heel andere context naar het vak fondsenwerving te kijken. Uitgangspunten die in Nederland zo vanzelfsprekend zijn binnen ons vak, zijn daar volkomen nieuw of worden in twijfel getrokken. Het dwingt je als professional dus om weer heel goed na te denken, waarom je zaken op een bepaalde manier aanpakt. Uiteindelijk blijven de belangrijke zaken bij het werven van inkomsten ook in een land als Suriname overeind. Het begint allemaal toch echt met een aantrekkelijke, heldere en urgente case for support. We hebben veel met de organisaties nagedacht over welk product ze nu eigenlijk hebben en waarin ze zich onderscheiden van andere organisaties. Dat is best lastig als je daar nog nooit over hebt hoeven nadenken, omdat je toch altijd wel je geld van Nederlandse NGO's kreeg, bijvoorbeeld zuiver en alleen omdat je actief was in een bepaalde regio. De organisaties hadden vaak niet zozeer hun eigen specialiteit, maar draaiden het muziekje dat de geldschieters wilden horen. Was dat micro krediet, dan deden ze allemaal micro-krediet projecten, maar als de Nederlandse donoren graag meer met gender projecten wilden doen, dan schreven ze een projectvoorstel voor het ondersteunen van vrouwen. Ze zullen nu veel meer hun eigen identiteit moeten vormen, zodat ze herkenbaar worden voor de nieuwe geldschieters. De grootste fondsenwervende uitdaging gaat voor de Surinaamse NGO's misschien nog wel zijn, dat ze moeten gaan bouwen aan een sterke organisatie van staf, bestuur en andere betrokkenen, die durven te investeren in lange termijn doelstellingen. Fondsenwerven is een proces van lange adem en volhouden. Dat zijn de organisaties niet gewend. Nog te vaak lopen ze achter het snelle geld aan. Dat snelle geld was tot nu toe vooral subsidiegeld vanuit Nederland, maar die inkomstenstroom zal in 2013 en 2014 snel opdrogen. Hopelijk komt deze Werkgroep Inkomstenwerving vroeg genoeg voor ze en zien ze dat ze echt zelf aan de bak moeten. Tenslotte nog een anekdote, die me aan het denken heeft gezet. Bij de vierde en laatste introductiebijeenkomst waren de twee deelneemsters van Stichting Betheljada niet aanwezig. Deze stichting beheert een tehuis voor meervoudig gehandicapte kinderen in Paramaribo. De twee stafleden van Betheljada die aan de Werkgroep deelnemen, waren de eerste drie bijeenkomsten heel erg betrokken en enthousiast geweest. Ik vroeg me dus echt af waarom ze de vierde bijeenkomst niet waren gekomen. De volgende dag stuurden ze een mail met veel excuses. Ze konden niet aanwezig zijn, omdat er twee collega's ziek waren en daarom moesten zij invallen om de kinderen in het tehuis te wassen en aan te kleden. Toen ze daar mee klaar waren, was het te laat om nog naar de bijeenkomst te komen. Ze vonden het heel vervelend en voelden zich schuldig. Natuurlijk stuurden we ze een bericht terug, dat we begrip hadden voor de situatie. Later in het vliegtuig zat ik nog eens na te denken over het voorval. Ik denk dat die twee dames twee heel erg goede fondsenwervers kunnen worden. Niet alleen omdat ze de goede skills hebben, maar vooral omdat ze nog zelf op de werkvloer actief zijn. Welke fondsenwerver kan dat in Nederland nou zeggen: "Beste donateur, sorry dat ik u vanochtend niet gelijk kon terugbellen, ik moest namelijk eerst nog een paar kinderen van het tehuis wassen en aankleden. Maar ik zou heel graag binnenkort met u praten over hoe u onze stichting kunt steunen. Kunt u bij ons langskomen? Dan stel ik u gelijk voor aan de kinderen." Volgens mij ben je dan toch wel de meest geloofwaardige fondsenwerver ooit!

Jij hebt geld en ik heb het nodig!

Via de Nederlandse nieuwssites heb ik kunnen zien dat de discussie rond de aangepaste amnestiewet ook in Nederland de gemoederen bezig houdt. Hier in Suriname wordt in de media en op straat al een maand lang haast over niets anders gesproken. Inmiddels heeft de Nationale Assemblee (het Surinaamse parlement) de uitbreiding op de bestaande amnestiewet met een ruime meerderheid aangenomen, waarmee de coalitie wil voorkomen dat president Desi Bouterse verder wordt vervolgd voor zijn rol bij de Decembermoorden van 1982. Maar of dat ook echt gaat lukken, is me nog niet duidelijk, want binnenkort worden waarschijnlijk toch de strafeisen bekend gemaakt in het strafproces. Bouterse is daarbij de hoofdverdachte van de 15 moorden.

Wat ik wel zie, is dat de zaak de Surinamers enorm polariseert. Er zijn veel tegenstanders van de nieuwe amnestiewet, vooral onder de intellectuele bovenlaag. Maar er zijn hier ook enorm veel aanhangers van Bouta, zoals zijn aanhangers Bouterse liefkozend noemen. Vooral de onderlaag van de bevolking en veel jongeren zien in hem de sterke en charismatische leider, die ze zo graag willen voor hun land. Dat deze man veroordeeld is voor drugshandel en verdacht wordt van moord, hoort volgens hen allemaal bij het complot dat vooral vanuit Nederland tegen Boutserse wordt gesmeed. Ja, het is natuurlijk een boef die Bouterse, maar wel een boef die feilloos aanvoelt hoe hij het volk kan mobiliseren.

Ondertussen gaan mijn werkzaamheden hier natuurlijk wel gewoon door. De tweede trainingsdag van onze Werkgroep Inkomstenverwerving is inmiddels achter de rug. We hebben vooral aandacht besteed aan hoe je een sterk en urgent wervend verhaal maakt voor je organisatie, in fondsenwervingjargon je 'case for support'. Veel van de deelnemende organisaties hebben dat nog maar weinig hoeven doen. Decennialang waren het de buitenlandse donoren die juist bij hen aanklopten. Op verzoek schreven ze dan een inhoudelijk projectvoorstel, dat dan vaak vrij gemakkelijk geaccordeerd werd. Daarmee was de organisatie dan weer een paar jaar financieel gezien onder de pannen (of onder de markt, zoals ze hier in Suriname zeggen). Met de terugtrekkende internationale NGO's is dat voorbij. Daarom leren we de lokale organisaties nu hoe ze zichzelf en hun projecten op een aantrekkelijke manier onder de aandacht kunnen brengen van mogelijke geldschieters, zoals particulieren, bedrijven en fondsen.

Verder hebben we ook aandacht besteed aan dat het belangrijk is om je in te kunnen leven in de situatie van de gever. Dus niet alleen uitgaan van je eigen situatie, maar ook nadenken over wat de gever drijft. Waar is de gever naar op zoek? Welk argument gebruik je om een afspraak te krijgen met de gever? Volgens een deelneemster was het allemaal niet zo ingewikkeld. Naar haar idee, moet je er niet omheen draaien en gewoon tegen de prospect donor zeggen: 'Luister, ik heb geld nodig en jij hebt veel geld. Kun je wat aan mij geven?'. Iedereen moest lachen om zoveel eerlijkheid, maar gelukkig zagen de meesten wel in dat het toch beter is om eerst wat meer te werken aan een goede vertouwensrelatie met je toekomstige gever voor je de geldvraag stelt.

Tussen de bedrijven door waren vorige week mijn vader en schoonvader ook op bezoek in Suriname. Samen met hen hebben we een jungle trip in het binnenland gemaakt. Eerst drie uur rijden over de nieuwe Afobakaweg en toen nog een stuk varen over de Suriname Rivier op een korjaal (lange, smalle boot van uitgeholde boomstam). Maar we werden beloond met een prachtig verblijf op een werkelijk fabelachtig eiland, midden in de jungle. De kinderen maakten gelijk lokale vriendjes alsof ze er al jaren woonden. Zwemmen konden we in de rivier, maar liever niet als je een wondje had, want dan kon je last krijgen van piranha's. In de avond ook nog krokodillen wezen spotten. Als je met zaklampen in de oevers schijnt, herken je ze aan hun ogen, die weerspiegelen in het licht. Na al dat gegriezel ook wel weer fijn om weer in ons gerieflijke huis in Paramaribo te zijn.

Ondertussen is het een fijn gevoel dat mijn collega's van Nassau in Amsterdam alles goed onder controle hebben. Het belooft wel een drukke lente te worden met veel nieuwe klanten. De komende drie weken dus nog maar echt even genieten van het Surinaamse tempo. No Spang!

Aan de slag in Paramaribo

Daar zaten ze dan vorige week in trainingscentrum Asewa ‘Otono in Paramaribo: zesendertig verwachtingsvolle deelnemers aan de Werkgroep Inkomstenverwerving. Na alle voorbereiding van de afgelopen maanden wel fijn, dat we nu eindelijk van start konden gaan met de trainingen.

De deelnemers zijn afkomstig van eenentwintig Surinaamse NGO’s. De omvang en de mate van professionaliteit van de deelnemers verschilt onderling enorm. De grootste instelling is de Pater Ahlbrink Stichting (PAS), een Rooms-Katholieke organisatie die al ruim 45 jaar actief is in Suriname en zo’n twintig vaste medewerkers heeft. Maar er zijn ook kleine en heel jonge Regionale Organisaties met maar twee werknemers, die meedoen.

De meeste organisaties houden zich bezig met ontwikkelingswerk in het binnenland van Suriname, zeg maar het regenwoud, waar vooral indianen en marrons wonen. De marrons zijn afstammelingen van slaven die een paar eeuwen geleden weg zijn gelopen van de plantages en zich hebben gevestigd aan de grote rivieren, ver in het binnenland, buiten bereik van de plantage-eigenaren. Daar wonen ze nog steeds in kleine dorpjes van een paar honderd mensen. De voorzieningen zijn meestal minimaal. Veel van de deelnemende organisaties richten zich op het verbeteren van onderwijs- en zorgfaciliteiten in die marron-dorpen.

Van alle deelnemers is er om precies te zijn maar één iemand met meer dan basale kennis van fondsenwervende technieken. Geen van hen is volledig aan de slag als fondsenwerver. De deelnemers zijn directeur, bestuurslid, beleidsmedewerker, sociaal werker, opbouwwerker, etc. Een heel divers gezelschap dus, waarvan de meesten zich nog maar weinig met de inkomstenkant, maar vooral met de uitgavenkant van hun organisatie hebben bezig gehouden. De inkomsten komen tot nu toe vooral van Nederlandse donoren, zoals Cordaid, Kinderpostzegels en het Zeister Zendingsgenootschap (ZZg). Maar ja, de realiteit is dat Cordaid zich in 2010 al terugtrok uit Suriname, Kinderpostzegels dat in 2013 gaat doen en dat het MSF II programma dat ZZg uitvoert, eindigt in 2014. Kortom, de bestaande geldbronnen drogen voor de Surinaamse NGO’s op en die boodschap is wel aangekomen. Want de deelnemers aan de Werkgroep Inkomstenverwerving geven allemaal aan dat ze graag op zoek willen naar nieuwe inkomsten.

Wat me opvalt na de eerste bijeenkomst, is dat de meeste organisaties vooral kijken naar social entrepreneurship, ofwel het starten van eigen ‘bedrijfjes’, als nieuwe bron van inkomsten. Ze denken vooral aan het in- en verkopen van handicraft artikelen, het verlenen van diensten als het geven van trainingen en het ontwikkelen van lesmodules. De bij ons in Nederland meer traditionele vormen van fondsenwerving, zoals Direct Mail, telemarketing en nalatenschappenwerving kunnen zich hier nog niet verheugen in veel aandacht. Vaak zijn de technische vereisten die deze technieken vragen, hier ook nog niet aanwezig.

De samenwerking met mijn Surinaamse collega-trainer Bryan Rambharos gaat heel soepel. We vullen elkaar goed aan en door zijn diepgaande kennis van de lokale NGO wereld heb ik snel inzicht kunnen krijgen in hoe de hazen hier lopen. Zijn collega Joanne verzorgt de ondersteunende diensten en zorgt dat al het materiaal beschikbaar is en dat de deelnemers aan de Werkgroep op de hoogte zijn van de planning en de lesstof.

Ondertussen vermaken we ons met het gezin ook heel goed. Het huis dat we voor twee maanden gehuurd hebben, is ruim en in een goede en veilige buurt. Zwembad De Dolfijn is hier om de hoek en met ons tijdelijke lidmaatschap kunnen we zo vaak zwemmen als we willen. De werkdagen lopen hier van half acht tot twee uur, dus dat betekent dat je elke middag gezellige dingen kunt doen. In de weekenden maken we uitstapjes naar het district Commewijne en naar Colakreek, het recreatiepark, dat hier in Suriname wereldberoemd is. Elke maandagmiddag gaat mijn dochter van vier naar balletles toe en doet daarna thuis op het balkon in haar tutu voor wat ze allemaal geleerd heeft.

Zo dadelijk ga ik samen met mijn vrouw op bezoek bij Stichting Betheljada, waar 25 meervoudig gehandicapte kinderen wonen en 24 uurs zorg krijgen. Daarnaast komen er nog 15 kinderen voor dagopvang. Ze zijn de enige instelling van Suriname voor dergelijke opvang en ze hebben het financieel heel zwaar. Ze doen ook mee met de Werkgroep, maar ik heb het gevoel dat ze nog wel wat extra steun kunnen gebruiken, financieel, maar ook moreel.

De kinderen gaan ondertussen naar hun crèche hier toe. Ze gaan daar twee ochtenden per week spelen met hun nieuwe kameraadjes. Eigenlijk kun je daar pas echt goed zien wat een leuke smeltkroes Suriname is, met Chineze, Creoolse, Javaanse, Hindoestaanse, Nederlandse en veel ‘gemixte’ kindjes. Maar alle mensen hier voelen zich ook allemaal op en top Surinamer. De T-shirts met de afbeelding ‘I love Su’ zijn dan ook een enorme hit hier en zie je overal in het straatbeeld. Misschien kunnen wij daar nog wat van leren in Patata Kondre, aardappelland, zoals ze Nederland hier noemen.

Tan Bun en de groeten uit een warm Paramaribo.

Switi Sranan, we komen er aan

Morgen vlieg ik samen met mijn gezin voor twee maanden naar het mooie Suriname toe. Ik zal daar twintig lokale NGO's gaan trainen op het gebied van fondsenwerving en andere inkomstenverwerving. We hebben er lang naar uitgekeken en behoorlijk wat voorbereiding voor gedaan. Maar nu de tassen zijn ingepakt, de visa veilig in de paspoorten zitten en de taxi voor morgenochtend besteld is, is het even tijd om terug te kijken naar de aanloop naar deze bijzondere reis.

De plannen begonnen vorig jaar april, toen ik een week in Suriname was om op vrijwillige basis de kleine, maar sympathieke Stichting Hoorzorg Binnenland Suriname te adviseren over hun inkomstenbeleid. En al snel wist ik weer waarom ik tien jaar geleden bij mijn eerste bezoek aan Suriname aan mezelf had beloofd, dat ik op een dag weer terug zou keren naar Switi Sranan Kondre (het mooie Suriname, zoals de Surinamers hun land liefkozend noemen). Er is gewoon iets met dat bijzondere land, dat wanneer je op Zanderij uit het vliegtuig stapt, gelijk als een vochtige warme deken over je heen valt.

Ik reisde samen met Piet Haarmans, een Nederlandse oud-pater, die 53 jaar geleden als missionaris naar Suriname vertrok en tien jaar geleden na zijn pensioen terug kwam in Nederland. Ik vergezelde hem op al zijn bezoekjes die hij aflegde aan oude vrienden en collega's. Zo kon het dat ik in één week tijd onder meer op de koffie ging bij een neef van Desi Bouterse (een lieve, oude meubelmaker), een bezoek bracht aan een mevrouw in verzorgingstehuis Esther voor bejaarde leprapatienten en op het besloten verjaardagpartijtje was van de bisschop van Paramaribo, Mgr. Wim de Bekker.

Maar de belangrijkste ontmoeting bleek later het bezoek aan Bryan Rambharos, accountant van beroep en nu al tien jaar actief als tussenpersoon voor Nederlandse organisaties als Cordaid, Zeister Zendingsgenootschap en Kinderpostzegels. Hij vertelde me over de grote kaalslag die hij verwachtte binnen de Surinaamse NGO wereld, nu de Nederlandse subsidiekraan dicht wordt gedraaid. Formeel is de reden dat de Nederlandse overheid de focus verlegt naar andere landen die de hulp harder nodig hebben; informeel is het bekend dat het presidentschap van Bouterse ook geen gunstige invloed heeft op de hoeveelheid steun uit Patata Kondre (Nederland). Hij vroeg mij om met hem mee te denken over mogelijkheden om de lokale, Surinaamse NGO's meer zelfstandig te maken. Om hun capaciteiten op het vlak van inkomstenverwerving te versterken.

Toen Bryan een paar weken later in Nederland was voor een bezoek aan Cordaid, nam ik hem mee uit eten en bedachten we het plan om samen een uitgebreide Werkgroep voor Inkomstenverwerving op te zetten in Suriname. Bryan heeft de contacten in de lokale NGO wereld, en ik kan vanuit Nassau de Nederlandse praktijk van fondsenwerving inbrengen, zo was het idee. En het bleef niet bij een idee. We werkten het uit in een concreet voorstel en lieten dat aan een paar potentiele deelnemers en aan enkele mogelijke geldschieters zien. De reacties waren enthousiast. Toen ZZg en Kinderpostzegels toezegden om de deelnemers (een deel van) de deelnamefee te vergoeden werd het financieel ook haalbaar om de werkgroep professioneel van de grond te krijgen.

De werkgroep zal in totaal tien maanden gaan duren. Zelf ben ik de eerste twee maanden aanwezig om het programma vorm te geven, de intake gesprekken te voeren en de eerste bijeenkomsten te begeleiden. Vrijdag hoorde ik dat zeventien organisaties zich al hebben ingeschreven met in totaal vijfendertig deelnemers. Dat hadden we echt niet durven hopen.

Ik hoefde niet erg veel moeite te doen om mijn vrouw over te halen om met me mee te gaan. Ze was zelf tien jaar geleden ook mee geweest naar Suriname en wilde dolgraag nog een keer terug. En dan nu zelfs twee maanden! Mijn dochter van vier heeft de smaak ook te pakken en roept me elke dag bij thuiskomst vrolijk toe: Fawaka, pappa? Hoe gaat het?

Vrijdag heb ik met een enorm gezellige Surinaamse borrel gedag gezegd tegen de klanten en andere relaties van Nassau. Van mijn collega's kreeg ik een twee maanden abonnement op de The Times of Surinam, dagelijks aan huis bezorgd bij onze tijdelijke woning aan de van Roosmalenstraat in Paramaribo. Ik zal aan ze denken als ik 's ochtends op mijn veranda in de zon mijn krantje lees....