Tal van culturele instellingen zijn ooit tot stand gekomen met behulp van private middelen. Pas sinds de jaren zestig worden veel instellingen uit Haagse of gemeentemiddelen betaald. Daarmee verdween heel langzaam, jaar na jaar, het particuliere financiële draagvlak.
Daarvoor in de plaats kwam de verantwoording naar de overheid, want "wie betaalt, bepaalt". Veel cultuurinstellingen hebben bij de uitbouw van de verzorgingsstaat de overheid als broodheer gekregen. Onder twee condities, namelijk professionaliteit en administratieve verantwoording. Dit heeft geleid tot een professioneel-bureaucratisch oriëntatie van veel instellingen: de overheid wil professionele diensten en heel veel rapportages over die diensten.
Maar er is nu definitief een kentering ingezet. Aankloppen bij Den Haag of bij de gemeente zal steeds vaker tot weinig resultaat leiden en ook de politieke lobbies zullen steeds minder succesvol zijn omdat de overheid nu eenmaal minder te verdelen zal hebben.
Cultuurinstellingen zullen de komende jaren succesvol overleven als zij hun organisatie weten om te buigen tot een meer professioneel-maatschappelijke. Meer koersen op het eigen lokale, regionale draagvlak van burgers, bedrijven en maatschappelijke organisaties. Dit betekent een fundamenteel ingrijpen in de structuur en een drastische verandering van de cultuur van de instellingen.
Nederland zal terugkeren naar een periode waarin overheidsfinanciering voor veel cultuurinstellingen "aanvullend", subsidiair was. Instellingen zullen verdienmodellen ontwikkelen waar sponsoring, merchandising, horeca en andere vormen van de verkoop van de kernkwaliteiten van de instelling een dominante rol spelen. Ook zullen filantropische inkomsten een belangrijke bijdrage kunnen leveren aan de financiering van de culturele/artistieke prestatie van instellingen.
Dat klinkt allemaal veelbelovend, maar zover is het nog lang niet. Veel non-profit instellingen in Nederland krijgen de komende vijf tot tien jaar vooral een lastige tijd, waarin ze te maken krijgen met krapte en sterke verschuivingen in hun financiële situatie. Cultuurinstellingen vormen hierop geen uitzondering.
Veel cultuurinstellingen zijn er nog niet voor toegerust om toegang te vinden tot het private geld. Daarvoor is namelijk wel een grote, dieperliggende verandering nodig die gevolgen zal hebben - en moet hebben - voor de hele organisatie, voor het bestuur en het beleid van de instellingen. Men kan niet langer oude wegen bewandelen; men kan in de nieuwe situatie die gaat komen niet overleven door alleen het aanstellen van een of meerdere fondsenwervers of het instellen van een dienst "fondsenwerving".
Wat zich voltrekt is een fundamentele heroriëntatie op het draagvlak van de Nederlandse cultuursector. Voor wie heb ik bestaansrecht? Welke "stakeholders" voelen zich betrokken bij mijn diensten? Wie wil voor mijn organisatie zijn hand in het vuur steken en vrijwillig de portemonnee trekken? Verandering van de financieringsbronnen is daarmee tegelijkertijd verandering van de legitimatiegrond en dit vraagt om verandering van de organisatiestructuur en cultuur van de instellingen.
Er zijn gelukkig veel organisaties die deze omslag begrijpen en de uitdaging uitgaan (bijvoorbeelde samen met Nassau). Maar ik zie ook organisaties die blijven hangen in het verleden en over niet al te lange tijd het loodje zullen leggen. Jammer? Ik weet het niet. Misschien wordt het kaf zo wel van het koren gescheiden. Survival of the fittest...
(deze blog is eerder in iets andere vorm verschenen als pamflet van Theo Schuyt en Ramses Man)
Abonneren op:
Posts (Atom)