Daar zaten ze dan vorige week in trainingscentrum Asewa ‘Otono in Paramaribo: zesendertig verwachtingsvolle deelnemers aan de Werkgroep Inkomstenverwerving. Na alle voorbereiding van de afgelopen maanden wel fijn, dat we nu eindelijk van start konden gaan met de trainingen.
De deelnemers zijn afkomstig van eenentwintig Surinaamse NGO’s. De omvang en de mate van professionaliteit van de deelnemers verschilt onderling enorm. De grootste instelling is de Pater Ahlbrink Stichting (PAS), een Rooms-Katholieke organisatie die al ruim 45 jaar actief is in Suriname en zo’n twintig vaste medewerkers heeft. Maar er zijn ook kleine en heel jonge Regionale Organisaties met maar twee werknemers, die meedoen.
De meeste organisaties houden zich bezig met ontwikkelingswerk in het binnenland van Suriname, zeg maar het regenwoud, waar vooral indianen en marrons wonen. De marrons zijn afstammelingen van slaven die een paar eeuwen geleden weg zijn gelopen van de plantages en zich hebben gevestigd aan de grote rivieren, ver in het binnenland, buiten bereik van de plantage-eigenaren. Daar wonen ze nog steeds in kleine dorpjes van een paar honderd mensen. De voorzieningen zijn meestal minimaal. Veel van de deelnemende organisaties richten zich op het verbeteren van onderwijs- en zorgfaciliteiten in die marron-dorpen.
Van alle deelnemers is er om precies te zijn maar één iemand met meer dan basale kennis van fondsenwervende technieken. Geen van hen is volledig aan de slag als fondsenwerver. De deelnemers zijn directeur, bestuurslid, beleidsmedewerker, sociaal werker, opbouwwerker, etc. Een heel divers gezelschap dus, waarvan de meesten zich nog maar weinig met de inkomstenkant, maar vooral met de uitgavenkant van hun organisatie hebben bezig gehouden. De inkomsten komen tot nu toe vooral van Nederlandse donoren, zoals Cordaid, Kinderpostzegels en het Zeister Zendingsgenootschap (ZZg). Maar ja, de realiteit is dat Cordaid zich in 2010 al terugtrok uit Suriname, Kinderpostzegels dat in 2013 gaat doen en dat het MSF II programma dat ZZg uitvoert, eindigt in 2014. Kortom, de bestaande geldbronnen drogen voor de Surinaamse NGO’s op en die boodschap is wel aangekomen. Want de deelnemers aan de Werkgroep Inkomstenverwerving geven allemaal aan dat ze graag op zoek willen naar nieuwe inkomsten.
Wat me opvalt na de eerste bijeenkomst, is dat de meeste organisaties vooral kijken naar social entrepreneurship, ofwel het starten van eigen ‘bedrijfjes’, als nieuwe bron van inkomsten. Ze denken vooral aan het in- en verkopen van handicraft artikelen, het verlenen van diensten als het geven van trainingen en het ontwikkelen van lesmodules. De bij ons in Nederland meer traditionele vormen van fondsenwerving, zoals Direct Mail, telemarketing en nalatenschappenwerving kunnen zich hier nog niet verheugen in veel aandacht. Vaak zijn de technische vereisten die deze technieken vragen, hier ook nog niet aanwezig.
De samenwerking met mijn Surinaamse collega-trainer Bryan Rambharos gaat heel soepel. We vullen elkaar goed aan en door zijn diepgaande kennis van de lokale NGO wereld heb ik snel inzicht kunnen krijgen in hoe de hazen hier lopen. Zijn collega Joanne verzorgt de ondersteunende diensten en zorgt dat al het materiaal beschikbaar is en dat de deelnemers aan de Werkgroep op de hoogte zijn van de planning en de lesstof.
Ondertussen vermaken we ons met het gezin ook heel goed. Het huis dat we voor twee maanden gehuurd hebben, is ruim en in een goede en veilige buurt. Zwembad De Dolfijn is hier om de hoek en met ons tijdelijke lidmaatschap kunnen we zo vaak zwemmen als we willen. De werkdagen lopen hier van half acht tot twee uur, dus dat betekent dat je elke middag gezellige dingen kunt doen. In de weekenden maken we uitstapjes naar het district Commewijne en naar Colakreek, het recreatiepark, dat hier in Suriname wereldberoemd is. Elke maandagmiddag gaat mijn dochter van vier naar balletles toe en doet daarna thuis op het balkon in haar tutu voor wat ze allemaal geleerd heeft.
Zo dadelijk ga ik samen met mijn vrouw op bezoek bij Stichting Betheljada, waar 25 meervoudig gehandicapte kinderen wonen en 24 uurs zorg krijgen. Daarnaast komen er nog 15 kinderen voor dagopvang. Ze zijn de enige instelling van Suriname voor dergelijke opvang en ze hebben het financieel heel zwaar. Ze doen ook mee met de Werkgroep, maar ik heb het gevoel dat ze nog wel wat extra steun kunnen gebruiken, financieel, maar ook moreel.
De kinderen gaan ondertussen naar hun crèche hier toe. Ze gaan daar twee ochtenden per week spelen met hun nieuwe kameraadjes. Eigenlijk kun je daar pas echt goed zien wat een leuke smeltkroes Suriname is, met Chineze, Creoolse, Javaanse, Hindoestaanse, Nederlandse en veel ‘gemixte’ kindjes. Maar alle mensen hier voelen zich ook allemaal op en top Surinamer. De T-shirts met de afbeelding ‘I love Su’ zijn dan ook een enorme hit hier en zie je overal in het straatbeeld. Misschien kunnen wij daar nog wat van leren in Patata Kondre, aardappelland, zoals ze Nederland hier noemen.
Tan Bun en de groeten uit een warm Paramaribo.
Abonneren op:
Posts (Atom)